
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Artikel 51 Het recht op uitkering
1
Aan een kamerlid wordt met ingang van de dag van zijn aftreden, indien hij nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, een uitkering toegekend op de voet van de volgende artikelen.
2
Het eerste lid vindt geen toepassing:
a
indien de belanghebbende daarom verzoekt, of indien hij zonder onderbreking weer als kamerlid optreedt;
b
indien aan de belanghebbende rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
3
Tenzij de omstandigheid bedoeld in het tweede lid, onder b, te rekenen vanaf de dag van ingang van het ontslag even lang als of langer heeft geduurd dan de duur van de uitkering berekend volgens artikel 52, eerste, tweede of derde lid, wordt de uitkering alsnog toegekend met ingang van de dag dat die omstandigheid zich niet meer voordoet, voor de resterende duur.
4
Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10 van de Kieswet, wordt niet aangemerkt als aftreden als bedoeld in het eerste lid.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.